donderdag 28 augustus 2014

Op weg naar Nador

Mohammed reed ons om El Hoceima heen. In de verte zagen we de stad vanaf een landtong naar ons wenken, maar we waren te laat voor een bezoek. Eigenlijk was de route Tetouan-Nador te lang om in één keer te doen. Dus een kijkje in de stad die in 2004 nog door een zware aardbeving getroffen werd en waar veel Marokkaanse Nederlanders een connectie mee hebben, moest wachten tot een volgende keer. Ook deze keer koos Mohammed voor een andere route dan die logisch leek. In plaats van de grote weg die terug landinwaarts ging, nam hij de kustweg die op mijn Michelinkaart aangegeven stond als slecht tot zeer slecht. Er ontbrak zelfs de groene lijn aan die op een mooie ligging duidt. Mijn kaart was echter uit de tijd. De weg die een prachtige kustlijn volgde, bleek in werkelijkheid prima met een goed wegdek en recentelijk verbreed te oordelen aan de versheid van de happen die uit de kalkstenen kliffen gehakt waren. We waren terug aan de Barbarijse kust. Dit deel was nog helemaal niet ontwikkeld. De crisis had vele ambitieuze plannen gefrustreerd. We konden aan de half afgebouwde constructies zien wanneer het geld had opgehouden te stromen. Onderweg waren er wat gammele nederzettingen van vissers die in kleine bootjes ’s nachts met lampen visten op sardines, maar dat was alles; behalve dan de heerlijke, lokkende zandstrandjes. Alweer een paradox: omdat het grootste gedeelte van de bevolking uit armoede had moeten emigreren naar Europa werd Nador de rijkste provincie van Marokko. (28)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten